Ik kwam aan bij de Speeddate-locatie en had gehoopt dat het ergens op een bruisend plein was, maar het was in desolaat Amsterdam-Zuid tussen hoge gebouwen, in een hotel. In de ruimte met tl-verlichting zaten al een paar mannen en vrouwen te wachten in een halve cirkel. Ik scande de groep snel en de moed zakte in mijn schoenen. Ik vond het er allemaal heel christelijk uit zien. Brave kapsels, brave koppies. En iedereen zat op zân mobiel.
De ruimte was in tweeën verdeeld. Achter een rij hoge planten zag ik het andere gedeelte van de ruimte; daar stonden tafels in een rijtje van vijf bij drie, aan elke kant een stoel. Daar zou ik straks 15 vrouwen spreken, elk precies vijf minuten.
In de geĂŻmproviseerde wachtruimte stond achter een tafeltje een man met een hoop formulieren en pennen op de tafel. De man had een druk overhemd aan met strepen en stippen. Een vrijwilliger. Dat kan niet anders. âGoedeavond, wat is je naam?â Godsamme, ik had hier zo geen zin in. De man sprak hard, echt hard. Te vrolijk ook. Deed hij dit vaker, maar dan voor slechthorenden, of leidde hij de bingo in een bejaardentehuis?
Ik zei zo zacht mogelijk mijn naam; hij herhaalde deze natuurlijk te hard, classic. Ik kreeg een folder in mijn hand geduwd en een pen. âDit heb je straks nodig bij het speeddaten.â In de folder, wat een formulier bleek, stond een tabel waar je de naam van de ander kon opschrijven en in de ene rij een JA en in de andere een NEE. Daarboven stond in Comic Sans: âVind jij de ware vanavond?â Laten we het hopen.
Goed. Letâs go. De vrouwen mochten gaan zitten aan een tafeltje en de mannen mochten steeds een tafeltje doorschuiven.
Ik liep naar een tafeltje en schudde de hand van Karin, een stevige vrouw met korte krulletjes. Ik glimlachte breeduit. âZo, hallo, gezellig!â zei ik. Ze gaf me een slap handje en lachte niet terug. Had ik nu al iets verkeerd gedaan? Ze viel met de deur in huis en vroeg of ik een beetje een avonturier was. Kijk, de koe bij de horens vatten. Het voelde als een strikvraag. âIk hou wel van een beetje spanning, zeker.â Ze knikte, ze keek me niet aan, nauwelijks, wat ze vijf minuten zou volhouden. Ik wist niet zeker of ze echt had gehoord wat ik zei. âIk hou van kajakken, dat kan alleen niet vaak in Nederland. En ik zit op volleybal. En jij houdt meer van een avondje in de kroeg?â De opmerking verraste me. Ik moest in de verdediging. âIk hou wel van een goed gesprek, ja, leuk.â Toen ging het belletje. What the fuck, zou dit de hele avond zo gaan?
Daarna sprak ik ene DaniĂ«lle en DaniĂ«lle had net een huis gekocht en was daar nogal over in paniek. Of ik wist wat echt goed laminaat was. Of ik wist of ze zelf kon schilderen of daar echt een prof voor nodig was. En dat ze van een vriendin had gehoord dat zij ooit heel erg genaaid was, met verborgen gebreken. Ik probeerde het gesprek een wending te geven. Ik vroeg wat voor muziek ze tof vond. Ik wilde ook graag weten wat voor cabaret ze tof vond en of ze ĂŒberhaupt wel eens wat cultureels deed. âIk vind Herman Finkers wel leuk, verder ken ik die namen niet echt.â
Ook sprak ik nog een vrouw die opende met âGoeiesmorgens,â een grapje dat al vijf jaar echt verboden is. Alles wat ik zei vond ze tof. âIk heb cabaret gemaakt.â Zij: âOh, ja, wauw!â âIk ben ooit opgeleid tot therapeutâ Zij: âOh, ja, wauw, wat tof. Dus je kijkt dwars door mij heen?â Daarna, aan tafeltje 11, een vrouw uit Colombia die haar lippen had laten doen en gebleekte tanden had en een decolletĂ© waar ik niet naar probeerde te kijken. We verstonden elkaar steeds niet, haar Engels was niet zo goed. Terwijl zij op Google Translate iets intikte keek ik naar haar decolletĂ©. Ze glimlachte steeds lief en trok haar wenkbrauwen omhoog. Ze zei: âIâm a good woman.â
Het was pauze. Ik ging even naar de wc. Ik deed mijn ogen dicht. Toen ik het toilet uitkwam, botste ik bijna tegen een vrouw op die ik nog niet had gezien. Een vrouw met smaak, een lichtgroene jurk, stoere laarzen. Zou ik haar nog te spreken krijgen? Of was ze gewoon een hotelgast?
Ik sprak nog drie vrouwen die allemaal vooral wilden weten of ik kinderen wilde. De spanning op hun gezichten droop eraf. Ik had natuurlijk ook mijn eigen âwil-je-kinderen-vraagâ. Bij mij is dat âheb je godsamme smaak, zeg ja, zeg ja, heb smaak.â Ik stelde de vraag in verschillende vormen. âWat voor muziek vind je tof, wat voor films kijk je?â Ik sprak een vrouw die graag naar filmhuisfilms ging en ik gaf haar een JA.
Nog één gesprekje te gaan. Ik was kapot. En hoewel ik zweer bij authenticiteit, had ik vlak daarvoor tegen iemand gezegd dat ik goed piano speel. Ik weet niet waar het vandaan kwam; ik speel helemaal geen piano. Wat is dit voor een avond?
En daar was die ene leuke. Met de jurk. Ik stapte op haar af, ik zei: âOh, jij bent leuk.â Ze moest lachen. Ze keek me aan en zei: âJe hebt geen makkelijke avond gehad, klopt het?â We keken elkaar aan met een blik van verstandhouding. âHet is pittig.â We kletsten over een film die we beiden super vonden en ze vertelde dat ze werkte in een Amsterdams museum. Het gesprek ging vanzelf. Ik zat anders, ik keek anders, ik ademde anders. Bij al die andere vrouwen had ik het gevoel dat ik raar was, een exoot, de man die schreef en cabaretier was geweest.
De speeddate was afgelopen. De man vertelde dat we die avond nog een mail zouden krijgen. Daar zou je lezen met wie je een match had en met het mailadres dat je erbij kreeg, kon je dan contact maken.
Na ruim anderhalf uur kwam de mail. Ik had geen matches. Ook niet met de vrouw die in een museum werkte.
Of…. toch?
âMet je mooie bruine ogen.â
De ochtend na de speeddate had ik een vriendschapsverzoek op Facebook. De vrouw die geen match was, wilde wel Facebookvrienden worden. Ik vloekte zacht en legde mijn mobiel weg. Ik maakte mijn ontbijt, ik at mijn ontbijt, ik douchte en twijfelde. Een uur later tikte ik:
âJe wilt niet daten en wel Facebookvrienden zijn?â
âJa, vrienden, gewoon vrienden, dat zou ik gezellig vinden. OkĂ©?â
Ik schreef âPrimaâ.
Maar toen, toen, kwam daar de plottwist die je wist dat zou komen! Drie dagen en een paar appjes later schreef ze: âLaten we afspreken, na mijn vakantie met mijn dochters, gezellig met jou picknicken samen op een kleedje.â Ze schreef ik ook nog: âMet je mooie bruine ogen.â
Wat moest ik nu denken? Ik wist het niet.
Ik appte: âToch flirten?â Haar reactie: âAch, ja, waarom niet, hahahaâ
Ik glimlachte breeduit. Heerlijk. We gingen flirten. We stuurden elkaar muziek via Spotify.
âDit is goede muziek om langzaam op te dansen,â schreef ik met een knipoog.
âJaaaaa, lekker langzaam dansen.â
Op een middag appte ze dat ze op het strand lag en ik vroeg met een knipoog of ze een foto wilde sturen. Ik kreeg een foto van haar in een groene bikini. Ik stuurde een foto van mijn benen, zittend in het park.
Na haar vakantie zouden we elkaar zien op een vrijdagavond. Ze appte: âZullen we in een cafĂ© afspreken of bij jou?â Ik schreef: âDoe maar bij mij thuis, gezellig.â
Die avond was ze precies op tijd. Ik had mijn hele huis opgeruimd, zoals ik het in maanden niet had gedaan. Vlak voor haar komst was ik onder de douche geweest. Mijn lijf gloeide, eindelijk zou er weer gesekst worden. We gaven elkaar een knuffel. Voelde die nu wat afstandelijk, of godbetere het, vriendschappelijk? Ik sprak mezelf toe en zei dat ik niet zo onzeker moest doen. Ik schonk een witte wijn voor haar in. Ze keek in mijn boekenkast. Ik keek naar haar en zag hoe knap ze was en dacht nog eens na over die hug.
We gingen op de bank zitten. âProost.â Ik keek haar diep in de ogen aan, ik wilde dat contact voelen, die flirt, die energie. Ze glimlachte en keek weg. Was ze zenuwachtig?
Ik begon te kletsen, over hoe ik de muren had geschilderd, over een boek dat ik tof vond, ik weet niet waarover. En toen, na een slokje, onderbrak ze me en zei:
âWe gingen toch niet te ver, hĂš?â Ik keek haar aan. âWat bedoel je?â zei ik, terwijl ik precies wist wat ze bedoelde. Ik hoopte dat ik het niet goed begrepen had, tegen beter weten in. âIk bedoel, met die appjes, ik had het er met een vriendin over, maar dat ging toch niet te ver? Ik bedoel dat was gewoon voor de leuk, niet echt ofzo. Toch?â
Ik keek mijn woonkamer rond en zag hoe mijn best ik had gedaan om mijn appartement tiptop in orde te maken voor een heerlijke avond seksen. Ik stamelde: âMaar je bent hier toch omdat we⊠omdat we gaan seksen?â Een onhandig gesprek volgde waarin het me lukte om niet verwijtend te klinken. Ze zei een paar keer sorry. Ik zei een paar keer dat het âgewoon een misverstand was.â
Na een minuut of tien zei ik: âJe moet maar gaan.â In stilte deed ze haar jas aan. âDag,â zei ze en ze haalde haar schouders op. Voor ik de deur sloot zei ik nog zachtjes: âRij voorzichtig.â
Ik ging terug naar de woonkamer, nam een biertje en besloot niet in paniek te raken.
Dat zou ik nog lang volhouden.
[/convertkit_content]