Proloog
De jonge dame vroeg aan de lieve dichteres:
‘Zijn de verhalen echt gebeurd?’
De lieve dichteres zei: ‘Is dat belangrijk voor je om te weten?’
De jonge dame zweeg en wist niets te zeggen. De lieve dichteres deed plots haar shirt omhoog en liet haar borsten zien aan het stampvolle zoemende park.
‘Wat doe je nou?’ riep de jonge dame.
De lieve dichteres lachte hard. ‘Misschien is dit wel verzonnen,’ reageerde ze, ‘misschien wel niet. Ik had het sowieso wíllen verzinnen.’

 

‘Jezus Christus, wat een focking trieste mongool ben je dan. Je kunt gloeiende teringtyfus in de hele bibliotheek zitten, kijk, hier kun je zitten, daar kun je zitten, je kunt overal zitten, hier kun je zitten, van mijn part ga je op de kinderafdeling zitten, boven kun je zitten en dan kun je je hele voetbalelftal, je familie ook nog een stoeltje aanbieden, maar nee, jij gaat in deze heel, heel grote bieb dan pal, pal naast mij zitten! PAL NAAST MIJ. En de vorige keer, de vorige keer dat je hier zat, zat je nog te stinken ook, dus donder gewoon even op. De hele bieb is leeg, het is kwart over acht in de ochtend zes, nee, zeven verdiepingen met allemaal lege stoeltjes, allemaal voor jou: ga daar zitten!’

Ik stond op het punt om deze kakelverse donderdagochtend een stukje aan je te schrijven, maar nu ettert de ergernis uit mijn oren, ik twijfelde nog of ik zou schrijven over een Koningsdag van jaren terug of over een spontane ontmoeting, net beneden bij de bibliotheek waar ik een vrouw Portugees hoorde spreken, terwijl ik mijn fiets op slot zette en ik jubelend van vreugde ‘fale Portugues?’ tegen haar zei en zij en ik jubelend van vreugde een kort gesprekje hadden in het Portugees en zij jubelende complimenten gaf en ik jubelend van vreugde naar de vijfde etage ging om jubelend van vreugde deze dag te nailen. Macbook uit de tas, stoeltje aan schuiven, Macbook open, even diep ademhalen, visualiseren, Praça das Flores, nieuwe dag, nieuwe kansen, nieuwe stappen, ik ga deze dag goed hard in de kont neuken, schrijven maken en dingen regelen. Hou me tegen, laat me los, geef me een zet, lach me toe, moedig me aan. Portugees praten is tering, diep goed voor de bloedsomloop, de darmflora, het hart, alles.

En toen. Die man! Pal naast mij.

Nu zit ik hier trillend van focking grote ergernis, what the fock, die man te haten en al die dingen hierboven te denken, ik heb dat allemaal niet gezegd, nee, dat komt in versie twee van dit stukje. Donderop. Zie je het voor je? Compleet lege bibliotheek, zeker zeventig lege plekken
 hoe dan? Ik bedacht me geen seconde, pakte mijn spullen, zeg iets in de trant van ‘nou, dit is wat te dichtbij, meneer, man, man, man’ en ik ga 20 meter verderop zitten. En terwijl ik daar heen loop gaat in een flits door mij heen dat ik een foto van mijzelf moet maken, een selfie van mijn diep geĂ«rgerde gezicht, zoals ik ook wel eens een foto van mezelf heb gemaakt toen ik hard moest huilen op een stralend zonnige zomerdag toen eigenlijk alles perfect was, maar ik alleen was. Serieus, ik ben officieel knettergek, maar wel zo dat ze bij de crisisdienst denken: liever niet. Na mijn dienst. Toen had ik dat ik gedaan, een foto van mijzelf gemaakt terwijl ik huilde, ik ben gewoon knettergek. Wie gaat er nou een foto van zichzelf maken, terwijl-ie huilt? En waar las ik toch die zin dat mensen die zichzelf graag beter willen leren kennen, zelf nooit gekend zijn?

Deze donderdagochtend, jubelend van vreugde was ik en dat probeer ik nu 20 meter bij de man vandaan weer te herpakken, je moet je herpakken, dat is kort samengevat het leven: herpak u en ga heen in vrede. En nu, ja, hoor, terwijl ik net dit literaire epistel aan je zit te tikken komt die gast nog eens naar mij toe. Nee! Niet doen! Weg, weg! Ja, hoor, hij begint een verhaal over een bril die hij kwijt is, donder op, en nu ik op deze plek zit heb ik straks honderd snotterende pukkelende pubers om mij heen Ă©n links Ă©n rechts. Want ik zat zo mooi in het hoekje maar nu niet meer. Honderd snotterende pubers, het is vakantie, het is een weekje vakantie, een weekje, een weekje, nee, twéé weken, daar kom ik dan maandag achter, nu op dit moment denk ik nog ‘het valt wel mee met de ellende op de wereld, het is maar een weekje vakantie, een weekje tyfusdruk in de bieb’, maar maandag zal de donkere werkelijkheid op mij donderen als ik jubelend van vreugde aan de slag ga en dan weer busladingen tieners om mij heen heb zitten. Ik kom er als kinderloos persoon al jaren heel plots onverwacht achter dat het ineens, zomaar vakantie is, niemand vertelt mij ooit wat, niemand!

‘Ja, meneer, ik vind het wel echt heel irritant dat u zo op mijn neus komt te zitten, de hele bibliotheek is compleet leeg en u gaat direct pal naast me zitten, dat vind ik echt irritant en moet u de volgende keer niet meer doen.’

‘Sorry, sorry, sorry.’

Dit zei ik wel hardop, hĂš? Dit wel. Op LinkedIn komen ze nu in grote golven klaar, want wat authentiek. Zo authentiek. Iedereen is daar zo gek op authentiek, totdat het niet meer helemaal uitkomt. ‘Ja, hou nu maar weer op met authentiek zijn, want nu wordt het ongemakkelijk, haha!’

De man heeft geen idee. Hij blijft maar glimlachen. Ik schrijf gewoon door. Koningsdag. Daar wilde ik iets over zeggen, daar moest ik aan denken. Die ene keer dat ik zelf een heus dansfeest op zette. Op Koningsdag. Daar moest ik aan denken. Och, wat heb ik toch veel pogingen gedaan om er godesnaam iets van te maken. Och, wat een diep pijnlijke toestand was dat toch weer. Het is toch een wonder dat ik gewoon nog ademhaal en er nog steeds uit zie als iemand die het best wel onder controle heeft en ook ja, gewoon best gelukkig is, zo zie ik er uit. Veerkracht in mijn reet. Maar dus, alweer wat jaren geleden zette ik zelf, ja, je leest het goed, meneertje zette zelf iets op en ja, ja, het zal ook eens niet, dat liep weer eens helemaal anders dan je in je stoutste dromen, nachtmerries, ik bedoel nachtmerries kan bedenken!

Samen met een goede vriend die DJ is. Een feest. Tuurlijk! Op koningsnacht. ER KWAM NIEMAND.

Oh, wacht daar was de meneer weer!! Wat nu weer? ‘Sorry, meneer, ik moet naar de wc
’

‘Ja, ja, ja, ik let op je laptop uit 1986, geen probleem, niet steeds bij mij komen, niet doen, ik ben aan het werk.’’

Maar dus, waar was ik, ik had een feestje opgezet met een vriend die DJ is en die draait zo leuk en we hadden een ruime zaal en het begon om half negen en je verwacht niet dat er dan om kwart voor negen al mensen zijn, tuurlijk niet! Om kwart voor negen was het nog leeg. Geen probleem, ik ben een realist. Het realisme dringt zich al jaren ongemakkelijk aan mij op, zoals eigenlijk niets en niemand zich ooit aan mij opdringt. Behalve die man dan! Ha, zit ik nu te bedenken! Die man is de vlees geworden realiteit dat het altijd kan tegenvallen. Om tien over negen was de dansvloer nog leeg, kalm blijven, niets aan de hand, om half tien ook om
 Oh, nee, gaat het echt die kant op? Ja! Koningsnacht 2018, het gaat die kant op!

De man is terug van de wc en vanaf zijn plek, dik twintig meter verderop zegt hij ‘dank je wel.’ Te vrolijk, te uitbundig, te opgeruimd. Ik durf niet die kant op te kijken, ik durf sowieso niet meer die kant op te kijken, bang dat hij weer een verhaal begint.

Om half elf kwamen drie verloren Poolse toeristen, met een oranje hoedje even kijken of er wat te doen was. Ze stonden aarzelend bij de ingang, te kijken naar de verlaten dansvloer, de DJ en naar mij en, god zij genadig, besloten toch wat te drinken. Eentje ging ook dansen, een minuut, maar toch. Ik oefende in die tijd geen dankbaarheid, maar dat was echt eentje om mee te nemen in mijn dankbaarheidsritueel. Waar ik dankbaar voor ben. ‘Een Poolse, iets te dikke vrouw danste een minuut op het door mij georganiseerde feestje, waar verder niemand was.’ Zie de blauwe, rode en groene spots voor je op de grond. Zie het barpersoneel verveeld suikerklontjes in elkaars mond gooien en na een uur maar wat spelen met de mobiel, leunend tegen de bar. Zie je mij in mijn eentje dansen op Wanna Be Startin’ Something? En waarom, oh, waarom moet je nu vragen of dat het thema is van mijn leven Wanna Be Startin’ Something. Flauw, flauw. ‘Iedereen heeft al wat op zo’n avond’ zeiden meerdere mensen.

Ah, kijk, daar zie ik deze donderdag in mijn ooghoek de man weer op mij af komen lopen. Oh, god, bewaar me. En ja, hoor. De man gaat zítten, gaat naast mij zitten met z’n te vrolijke hoofd. Daar gaat hij zitten, voorovergebogen, alsof hij mij in vertrouwen neemt, helemaal klaar voor een onderonsje, ga weg, ga weg. ‘Ik ben aan het werk, ik ben schrijver, ik ben aan het werk, meneer.’

De man negeert mij en begint te ouwehoeren. Ik onderbreek hem direct ‘Meneer, ga weg, ik schrijf de blaren aan mijn vingers meneer, want ik ben schrijver en ik schrijf mezelf woord voor woord en zin voor zin naar het Zuiden van Europa, dus weg, weg, weg, u staat in de weg, in de weg van het plan, want ooit, ooit gaat er iets lukken in mijn leven, ooit is daar de volle dansvloer.’

Om tien over twaalf draaien we het laatste nummer ‘Never tear us apart’ van INXS. De barjongens en meiden riepen melig ‘Laatste ronde!’ ze gingen door de hele kroeg, in alle hoeken riepen ze ‘Laatste ronde.’ Tegen niemand in het bijzonder zeiden ze ‘Laatste ronde!’ En toen draaiden we nog maar een laatste nummer ‘One Day I’ll Fly Away’ en daarna nog een allerlaatste nummer, Father Figure’.

‘Obrigado muito obrigado. Meneer ik moet schrijven. Want het is niet de laatste ronde. Nee, alles begint nu pas! Ik ben zo blij meneer dat ik er dan nog in elk geval uitzie als iemand van begin veertig en sommigen, jonge vrouwen met name, die vinden zelfs dat ik ook goed door kan gaan voor 38 maar hoe treurig kan je zijn dat dat het hoogtepunt is van je leven, hoe is het met je als dat nagenoeg de enige houvast is die je hebt ja het gaat heel goed: bijna vijftig maar ze denken dat ik 38 ben. Hoera, hoera.’

De meneer was ondertussen terug naar z’n plaats en keek wat geschrokken. Ik praatte gewoon door. ‘Ik had laatst ergens een 40+ feestje gezien ik las 40+ wandelen ik wist niet of het over het aantal kilometers ging of over het vetgehalte van de deelnemers of over de leeftijd en weet je wat ik dacht: 40+ dat is focking oud naar zo’n feestje ga ik sowieso niet en het duurde echt een dik half uur, ik was de cherrytomaatjes aan het snijden, ik was de sjalotjes aan het snijden en toen dacht ik maar ik ben zelf bijna 50.’

De man zat op z’n plek en keek naar z’n Atari 64.

‘Nee! Nee! Meneer, u kwam hier zelf zitten en nu ga ik vertellen ook want de Portugese is nergens meer te zien en de dansvloer is leeg ik vertel alles alles vertel ik. Want weet u dat ik cabaretier ben geweest? En dat ik ooit mijn huis verkocht omdat ik geld nodig had en dat het nu op is? En dat ik 66 volgers op Instagram heb en dat dit vijf maanden geleden ook zo was en ik ga niet weg, ik drop gewoon de stukjes die mij zin voor zin en woord voor woord naar het Zuiden… of ik had dat al gezegd? De dansvloer is leeg en ik blijf praten.’

Ik liep nu naar de man toe.

‘Fale Portugues?! Ik wel. Met fouten, ik durf het gewoon te spreken, met fouten, niet bang zijn, dat is het, je moet niet bang zijn, want dat zeggen ze toch dans alsof niemand kijkt. Ik heb die uitdrukking nooit begrepen, want ik denk altijd: ik hoef toch niet te doen alsof? Niemand kijkt! Niemand! Ik hoef niet te doen alsof. NingĂșem estĂĄ olhando! Niemand!’

Ik stond op. En ik ging rennen. Zoeken. Waar was de Portugese. Ik wilde nog wat zeggen, in het Portugees. Want ik praat Portugees, met fouten, maar toch.

 

Word nu lid van De Onvermijdelijke Nieuwsbrief Van Johan Stevens. 

No comment yet, add your voice below!


Add a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Comment *
Name *
Email *
Website


Veel gelezen blogs:

Hier tekst.