De Optimist is een man die vol enthousiasme op zoek is naar de grote liefde. Hij gaat van date, naar datingapp, naar singlefeest. Hieronder lees je één aflevering. Wil je meer lezen? Dat kan, eerste maand gratis. Schrijf je hier in.

 

De Optimist had het allemaal verpest. En hij begreep nog steeds niet hoe het zo mis had kunnen gaan. Of nou, ja, hij wist natuurlijk wel dat hij diep van binnen een slecht mens was, dat hij dingen kon verpesten, dat wist hij maar al te goed. Toen hij jong was, was de vitrinekast omver gelazerd, vol met glaswerk. Zijn moeder zei ‘Ik dacht dat die etter niet thuis was, hoe krijgt hij het voor elkaar.’ De werkelijkheid was dat de Optimist ook helemaal niet thuis was, hij was bij zijn beste vriendje Robbert, aan het sjoelen, wat de Optimist goed kon, maar zijn moeder dacht bij alles wat kapot ging als eerste aan hem.

En nu, vele jaren later, had hij het weer hevig verpest. Met een huilende vrouw als resultaat. Om drie uur in de nacht.

Ze hadden elkaar op de dansvloer ontmoet. Daar deed ze het gebaar dat je normaal in een actiefilm ziet: twee vingers naar haar eigen ogen, dan naar hem. Branca had korte bruine krulletjes en lachte hard. Later zou hij ontdekken dat ze ook luidruchtig was in bed. Ze gilde bijna. En na de seks zei ze altijd: ‘Je bent zo lief nu, zo lief ben je nu.’ De neurochirurg had net een relatie achter de rug van ‘vele slopende jaren’, was niet toe aan iets vasts, maar zei op middag op een terras dat ze ‘wel een beetje begon te twijfelen.’

De Optimist had precies hetzelfde: hij begon ook een beetje te twijfelen, maar wel de andere kant op. Hoewel de Optimist natuurlijk dik tevreden was dat hij een neurochirurg aan de haak had geslagen (‘zo moet je dat niet noemen in gezelschap hoor’, zei Fransje terwijl ze bij hem op de bank hing), twijfelde hij enorm richting de nooduitgang.

De eerste problemen ontstonden op een zomerse dag, een bloedhete dag. Vlak boven het asfalt op de weg broeide het. Hij fietste naar Branca, de eerste keer bij haar thuis. Daar had ze wat ingewikkeld over gedaan. ‘Kunnen toch ook in de stad of in het park afspreken?’
Maar nu was hij welkom. Ze deed de deur open en hield De Optimist stevig vast. Ze had een shirt aan en een slip, dat was alles. Branca had volle billen en de Optimist had besloten daar niets van te vinden. Dat viel niet mee, maar hij wilde er echt zijn best voor doen. Niets vinden van die billen en de putjes in de billen. De billen zagen er echt totaal anders uit dan alle billen die hij online zag, op Instagram enzo. Een tante die hij nog zo’n twee keer in het jaar sprak, had gezegd: ‘Ja, maar is ze lief? Daar gaat het om.’ De Optimist had geknikt. Hij vond eigenlijk dat het ook om het uiterlijk ging, maar had er heel slechte ervaringen mee om dat hardop te zeggen. Zo was hem opgevallen dat je wél kon zeggen ‘ik val niet op echt dun’, dat kon je prima zeggen op een feestje. Wel nadat je had gecheckt of er niet een al te dun iemand stond mee te luisteren. Maar je kon niet zeggen ‘ik val niet op dik.’ Dat kon je niet zeggen. Als man. Als vrouw kon je dat wel zeggen. Je zou godverdomme een groot vel papier in de gangkast hangen om alle reglementen helder te houden:

Vrouwen mochten zeggen ‘ik val sowieso niet op bierbuikjes’, als man mocht je niet zeggen dat je ‘niet op dikke wijven viel.’ Hij vond het moeilijk om allemaal te onthouden, maar ook hier ging hij echt zijn best voor doen. Hoewel hij daar ook weer enorm over twijfelde. Want veel mensen zeiden tegen hem: ‘Jij doet altijd zo je best voor dingen, probeer te ontspannen.’

Eigenlijk was het al met al niet te doen, dit leven, de dagen, de afspraken, als je ‘s avonds niet totaal mesjogge en met vier halve liters in bed lag te draaien, was dat eigenlijk een godswonder.

De Optimist liep achter Branca aan naar boven en toen hij een stap in de ruime woonkamer zette ontnam een snijdende, ranzige geur van kattenpis hem de adem. Hij sloeg zijn hand voor zijn mond en neus. ‘Godschristus’ zei de Optimist. ‘Ja, sorry, had ik nog niet gezegd, maar de katten hebben jongen gekregen. Zo leuk.’ Nonchalant liep Branca naar de keuken, pakte een glas, deed het onder de kraan en nam een paar slokken.

De Optimist keek vol ontzetting naar de ravage in de woonkamer, waar een plant omver lag met de aarde over het lichte tapijt, waar drie jonge kittens over de rugleuning van de bank renden, waar de bank een zooi was met kleren die in de was moesten of er net uit kwamen. Hij zag een glas met een laagje water en twee sigaretten erin. Hij had nog steeds een hand voor z’n gezicht. Hij zag naast de grote TV twee kattenbakken staan. ‘Moet je die niet even verschonen?’ De kattenbakken zaten vol met keutels. ‘Ja, moet ik even doen, ja.’ De nonchalance. Daar had De Optimist al eerder mee te maken gehad. Toen ze bijna een half uur te laat was.

‘Ik sta hier een half uur te wachten!’

‘Ja, ja, kan toch gebeuren. Ik moest nog brood hebben voor morgenochtend.’ Beledigd keek Branca hem aan, hij moest duidelijk niet al te veel zeuren. De Optimist keek minstens net zo verbaasd.

‘Oh, sorry, wil je ook wat drinken?’ vroeg Branca.

De Optimist was zo verbijsterd dat hij Branca niet hoorde.

‘Joehoe, wat drinken?’

‘Ja, doe maar. Cola ofzo?’

‘Eeh, ik heb eigenlijk niets in huis. Nog een biertje, maar die had ik vergeten koud te zetten.’

De Optimist moest nu oppassen. Nu begon het te borrelen van binnen. Wat was dit voor vrouw? Hoe kon zij hersens open snijden als ze geen eens boodschappen voor haar date kon doen?

‘Je weet al drie dagen dat ik langs kom, toch?’

‘Ja, klopt, maar ik had gisteren een extra dienst, dat was je alweer vergeten?’

‘Nee, dat was ik niet vergeten. Ik had je er gisteren nog over geappt. Of het goed gegaan was met die vrouw. Rook je trouwens?’

‘Nee, ik had gisteren even bezoek.’

‘Wie?’

‘Doet dat er toe?’

‘Oh, nee, natuurlijk niet. Iemand met een slechte neus hoop ik.’

‘Grappig.’

‘Doe maar water.’

Branca bracht hem water, het glas bleek na een kleine inspectie schoon. Je moest altijd blijven kijken naar wat wel goed ging.

‘Kom we gaan in bad.’

Gisteren hadden ze geappt dat ze samen lekker in bad gingen. De Optimist had er zin in gehad.

‘Eh, ja, maar dan wel zonder katten, ok.’

‘Ja, is goed, hoor.’

Branca liep naar de badkamer om het bad vol te laten lopen. De Optimist wilde hier niets van vinden, allemaal, want liefde kon niet perfect zijn, dat wilde hij onthouden, liefde kon niet perfect zijn. .

Die avond hield De Optimist het samen zijn vol met praatjes over niks, met af en toe een glimlach en verhalen over haar vakantie van vorig jaar die hem maar moeilijk interesseerden. Hij zei niets lulligs meer. Ondertussen kon hij er niet bij dat ze hem zo had uitnodigd, in deze alles verzengende stank. Op zoek naar alles verzengende liefde vond hij alles verzengende stank.

De Optimist had zich netjes gedragen, hoewel toen Branca even uit bad ging – ik heb verdorie nog drop! – was er toch een kitten in de badkamer geglipt. De Optimist had het beestje opgepakt. Hij vroeg zich af hoe lang je zo’n beestje onder water moest houden om het te verzuipen. Het grijze beestje miauwde enthousiast naar De Optimist. Zou het beestje in een minuut gestikt zijn? Of duurde dat vijf minuten? En wat als Branca dan terug zou komen? Dan zou hij het diertje uit het water omhoog kunnen halen en doen alsof hij het juist redde. ‘Jemig! Dat beest sprong zo het water in! Ik was er net op tijd bij. Kom laten we het diertje met een handdoek drogen, die beesten houden niet van water.’

Maar dit deed De Optimist allemaal niet. Hij zette het beestje op de grond, Branca kwam terug en stapte weer het bad in. ‘Mond open, krijg je dropje.’

De Optimist at tevreden wat dropjes, glimlachte, zei aardige dingen.

En een week later zouden ze uit gaan. En daar zou het dan toch allemaal mis gaan.

No comment yet, add your voice below!


Add a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Comment *
Name *
Email *
Website


Veel gelezen blogs:

Hier tekst.