In september 2013 stond dit artikel in PS van de Week, de zaterdagbijlage van Het Parool.
Goed. Ik ga dus vrienden maken. In de Jordaan, of misschien wel in De Pijp, of in de Plantagebuurt of in Osdorp. Nee, wacht: niet in Osdorp, dat is alweer veel te ver weg van het o zo hippe centrum.
Ik ga het dus echt doen. Stappen zetten. Naar clubjes. Naar kroegen. Gesprekjes aanknopen in het Vondelpark, en wat voor spec-ta-cu-lairs al niet meer. Want vrienden maken is natuurlijk heel erg makkelijk. Weet wat je interesses zijn en maak contact. Easy does it.
Of moet ik het helemaal anders aanpakken? Is het misschien heel moeilijk? Heeft Amsterdam helemaal geen zin in een nieuwe vriend? En sta ik er zelf wel voor open? En waarom is het eigenlijk zo awkward om toe te geven en te ontdekken dat dat zo is?
Links intellectueel
Ik stel mezelf graag aan u voor. Mijn naam is Johan, ik ben single en ik woon ruim zes jaar in Amsterdam-West. Ik ben bedrijfscabaretier, in te huren in het kader van teambuilding. Ik geniet van de stad, kom in kroegen, theaters en restaurants en ik ben eigenlijk best heel spontaan in de omgang.
Wat ik bedoel: ik ben gewoon zo’n Amsterdamse gozer. Als ik mezelf in een winkelruit met een iets te haastige pas zie gaan, denk ik: ha, daar loopt weer zo’n links-intellectueel type. Van de buitenkant ziet het er ontspannen en misschien zelfs succesvol uit, van binnen struikelt het regelmatig over zichzelf.
En op een zondagmiddag een paar maanden geleden wandelde ik alleen door één van de parken. Just another sunday. Een tikkie frisse dag nog, in het Rembrandtpark. Ik liep daar heel dapper een ommetje te maken. Ik was een frisse neus aan het halen, zoals sommigen een lijntje coke inhaleren. Met een verbetenheid, alsof die neus maar niet fris wilde worden. Ik was mijn best aan het doen om de zondag door te komen. Ik had er al twee afleveringen van Dexter opzitten en nu liep ik door het park. Hè, lekker.
Of toch niet lekker?
Eh, nee. Eigenlijk niet. Want ik wilde… samen. Ik was in dat weekend ook zaterdagavond alleen geweest en zo ging het wel vaker. De zaterdagavond, ja. Alleen. Je leest het goed. Die koortsachtige avond waarop iedereen, maar dan ook echt iedereen, helemaal los aan het gaan is in de stad en iedereen van iedereen houdt en tongend dronken wordt, op die supersonische zaterdagavond zit ik wel eens alleen. Thuis, op de bank.
Natuurlijk zou ik naar Cuijk of Nigtevecht kunnen om gezellig koffie te drinken met oprecht leuke verre vrienden, maar ik ben niet binnen de ring gaan wonen om elk zondag over stille straten en pleinen te gaan in Schubbekutterveen. Ik vind de zondag een moeilijke dag, met name in Schubbekutterveen.
Welaan. Actie! Op een zaterdagmiddag ga ik naar een gratis tangoles voor singles. Met dikke tegenzin zit ik op de fiets. Wat een gedoe. Vrienden maken.
Of ik stiekem niet uitkijk naar een leuke single vrouw die ik over die dansvloer ga sleuren? Ja, ja, tuurlijk, maar weet je, ik had me voorgenomen niet meer te zoeken naar een geliefde, want alles en iedereen zegt mij met een ernstige blik: je moet niet zoeken, je moet vooral NIET zoeken! (dwaze tip natuurlijk, want als je een huis zoekt in Amsterdam raadt nooit iemand aan om niet te zoeken, maar zeggen ze juist dat je je als een malle op Funda.nl moet storten, wat is het verschil?). En als ik meer vrienden heb, dan kom ik via hen natuurlijk die mooie vrouw tegen. Toch?
Bij de ruime, wat donkere tangodanszaal aangekomen, zie ik vijf stelletjes zitten. Hoppa. Mijn nieuwe vrienden, dat kan niet anders. Ik geef iedereen een net iets te enthousiaste hand. Voorzichtig vraag ik waar mijn danspartner is. Die is er nog niet. Oké. Geen paniek. Komt goed. Geduld is een schone zaak als het gaat om vriendschap.
De dansles begint en nog steeds is het meisje er niet. Ik roep naar de tangoleraar dat ik op de website mijn lengte desgevraagd had ingevuld, ‘zodat jullie een goede match zouden vinden!’ De tangoleraar danst woeste tangopassen en roept: ‘Kijk maar goed naar de andere stelletjes. Doe maar gewoon lekker mee!’ Daar sta ik dan, in mijn eentje te dansen. Een treffende samenvatting van mijn leven.
Na het solodansen plof ik op een terras en vraag me af of Amsterdam überhaupt nog wel zit te wachten op vriendschap. En hoe doen anderen dat?
Ik stel de vraag aan Merel Hendrikse, socioloog. Haar antwoord vind ik onrustbarend: “In Amsterdam wonen meer hoogopgeleiden. Als je een beetje hersens hebt, ga je in de stad wonen. Het zijn vaak ambitieuze mensen die naar de stad komen om carrière te maken. Zij zitten niet te wachten op nieuwe vrienden, of die nieuwe vrienden moeten nuttig zijn.”
Ik laat de woorden van Merel op mij inwerken en kijk om me heen in het café waar ik heb afgesproken met haar. Café Gent aan de Schinkel. Ik realiseer me dat ik dáár heb afgesproken omdat ik hoop dat er succesvolle types zullen zijn. Mensen die nuttig zijn voor werk. Ben ik dan ook zo driftig bezig met carrière?
Enquete
Een dag later zet ik op Facebook een enquête over vriendschap in Amsterdam. Mijn vraag is: ‘Hoe tevreden ben je over je sociale netwerk?’ De resultaten (26 respondenten) vallen me tegen. Het merendeel reageert: ‘Zeer tevreden. Genoeg mensen in de buurt!’ ‘Erg tevreden, ik ken schitterende mensen bij wie ik terecht kan!’ en ‘Mischa’ schrijft dat zij op haar verjaardag veertig vrienden verwacht en daar trots op is. Alleen Yvonne kan mij een beetje troosten. Zij schrijft: ‘Laatst wilde ik na een dag hard buffelen iets afspreken en niemand kon. Toen heb ik thuis een fles wijn leeg gezopen.’
Volgende activiteit. Ik ging naar de introductieborrel van de club Nieuwe Mensen Leren Kennen. Ik neem me voor wat vrijblijvend te snuffelen. Wat kan er misgaan? Met bonzend hart loop ik het café in de Jordaan binnen en daar sta ik dan. De introductieborrel. Omgeven door andere mensen die ook Nieuwe Mensen Willen Leren Kennen. Dat is wat ons verbindt. We zijn eenzaam. We kijken elkaar onzeker en schaapachtig aan en er worden links en rechts wat slappe handjes geschud. Ik heb me nog nooit zo treurig gevoeld.
Maar waarom eigenlijk? Het is toch hartstikke levenslustig om nieuwe mensen te leren kennen? Het is toch goed om je open te stellen?
Toch wil dat idee niet echt postvatten in mijn hoofd. Ik denk één ding: ik sta hier met andere sukkels, die te lelijk zijn voor een normale vriendschap. Of te debiel. Of te contactgestoord. Ik twijfel of ik het pand grommend zal verlaten, maar nee, ik blijf. Gloeiende, gloeiende. Ik bestel een biertje en in de uren die volgen heb ik goedbedoelde gesprekjes, met mannen en vrouwen waar ik weinig klik mee heb. Ze zijn echt lief, hoor, maar ik mis coolness. Teleurgesteld fiets ik door de Jordaan naar huis. Ik kom langs Proust en Thijssen, waar drommen mensen met elkaar staan te drinken en te lachen. Ik trap door en vervloek mezelf. Waarom niet gewoon even daar een biertje doen? De meeste mensen hebben toch best zin in een praatje?
Een crashvriend
Waar vind ik die plek waar ik altijd direct terecht kan met mijn verhaal, met mijn dagelijkse sores? Want dáár ben ik naar op zoek. Een crashvriend.
In Amsterdam heb ik één zogenaamde crashvriend, D. Hem kan ik zo bellen voor koffie, om even te crashen dus. Dan heb ik ook nog een andere enthousiaste vriendin, maar die heeft een relatie. Wordt al minder spontaan. Daarnaast heb ik nog een emmer vol buren. En misschien wel meer dan vijftig kennissen.
Het specifieke kenmerk van een crashvriend is dat je spontaan kunt aanwaaien. Spontaan is daarin het sleutelwoord. Dat lijkt mij heerlijk. Dat wil ik. Dat je maximaal een kwartier hoeft te fietsen. Ach, wat: ik wil drie straten verderop al kunnen crashen. En dat het bakkie koffie dan uitloopt op een paar biertjes omdat je spontaan en diepzinnig over vrouwen en de zin van het leven en Ajax komt te kletsen. Dat kan met vriend D., maar daar wil ik er dus meer van. (Vriend D. heeft daarnaast een opvallend genereuze kant, heel sympathiek, want eigenlijk vindt hij Ajax niet zo boeiend, maar toch praat hij mee. Kijk, dat is vriendschap.) Een crashvriend dus. Diepzinnige en openhartige gesprekken (over de ware aard van de mensen en hun motieven) doorspekt met versgebakken zelfinzichten en een snufje vrouwenupdates, gekruid met wetenswaardigheden over de nieuwste films en theater met als toetje gelul over Frank de Boer en z’n team. Dat is het wensenpakket.
Ik besluit een psycholoog, Jitske Zengerink, te raadplegen over mijn zoektocht. Ik vraag me af of er iets met Amsterdam is, wat vriendschappen sluiten zo pittig maakt. Wat treft zij in haar praktijk?
Ideaal
“Wat je ziet in de snelle mooie stad, is dat mensen gevoelig zijn voor een ideaalplaatje. Mooie baan, mooi huis, genoeg geld, veel vrienden met wie je van alles onderneemt, een relatie, kinderen. Het lijkt door de sociale media en de hotspots wel alsof iedereen het wel heeft en jij niet. Dat kan een gevoel van eenzaamheid geven. Terwijl het maar de buitenkant is waar je naar kijkt. Bovendien hoeft dat perfecte plaatje niet jouw eigen plaatje te zijn.”
Ik denk na over de woorden van Jitske. Die gaan over mij. Mensen die iets minder hip overkomen en niet direct in de creatieve hoek zitten, daar sluit ik mijn hart voor. Niet interessant.
Wat Jitske vertelt over de zoektocht naar het perfecte plaatje doet mij denken aan de ideeën van de psycholoog Ingeborg Bosch. Bosch schrijft over hoe wij ons door allerlei gedrag afwenden van pijn uit onze jeugd. Ze schrijft en spreekt over het hunkeren. Hunkeren naar geld, seks, een hele hoop perfecte vrienden en een topcarrière. En het verkrijgen van die perfectie is ook nog eens doordrongen van een urgentie alsof ons leven ervan afhangt.
Die urgentie, die herken ik ook in mijn zoektocht. Ik ben op zoek naar een perfect plaatje.
Daarnaast weet ik dat ik nog wel eens last heb van een ander fenomeen: als iemand mij niet terug appt of belt, trek ik verdomde snel conclusies. Conclusies als: ze willen me niet. Ik heb vast iets verkeerds gezegd. Ze vinden me een zeur. In negen van de tien gevallen blijkt dat ik er in mijn conclusie compleet naast zit. Mensen vinden het leuk als ik er ben.
Ik wil absoluut nog een derde poging wagen. Ik plaats een bericht op Twitter: ‘Ik ben het alleen eten een beetje zat, wie wil er eens voor mij koken?’
Ik kreeg een bericht van Joël. Hij wil wel voor mij koken. Mijn eerste reflex is om te schrijven dat het een geintje is, mijn tweet, maar ik besluit op de uitnodiging in te gaan. Ook al lees ik in zijn Twitterbio dat Joël deelraadslid is van de VVD en van foie gras houdt. Zelfs deze imperfecties neem ik op de koop toe. Foie gras? En eten bij een VVD’er? VVD’ers zijn toch verschrikkelijk?
Marinade
Op een zondagavond ben ik welkom. Joël gaat lam maken. De avond ervoor, zo twitterde hij, lag het lam al in de marinade. Heerlijk.
Aangekomen bij zijn appartement zie ik Joël al op het balkon staan. Met z’n vriend. Wat?! Vriend? Dat stond niet in z’n Twitterbio! Ga ik eten bij een homostel? Ja, dus. Get over it, niet zeiken. Maak contact. Zolang ze je niet willen marineren, is er niets aan de hand. Hup! Boven geef ik ze een hand, steek een sigaret op en Joël verzoekt me op het balkon te roken. Tuurlijk. Geen probleem.
Of het afgezien daarvan een leuke avond is? Ja. Absoluut. De lam is voortreffelijk, de wijn vloeit rijkelijk, Joël en z’n vriend zijn aardig en de gesprekken zijn amusant.
Trots op deze actie kom ik die avond thuis. Of dit het begin van een nieuwe vriendschap is? Het is in elk geval een voorzichtig bewijs van dat wat ik even vergeten was: er zijn echt wel mensen die openstaan voor contact. Zelfs ambitieuze, hoogopgeleide Amsterdammers.
Daarnaast heb ik besloten de banden aan te halen met een goede kennis. Ik heb al een paar keer gebeld en hij belt niet terug, maar ik laat me niet gek maken. Ik spreek ’m binnenkort, beloofd.
Naast het schrijven van stukken over leven, liefde en ribbelchips, help ik creatieve ondernemers (met name dienstverleners) met hun webteksten.
Voor als je graag je verhaal beter wil vertellen, meer mensen wil aantrekken voor je masterclass of online training: dit is de manier waarop ik je help.
No comment yet, add your voice below!