Iemand vroeg aan mij: wat is de moeilijkste beslissing in je leven geweest?

Ik dacht na en belandde in de tuin, de achtertuin van het ouderlijk huis in Berkum, een wijk van Zwolle. Het was 1997. Ik woonde al twee jaar op kamers in Amersfoort met Pamela en Nanda, wat er verder niet toe doet, hoewel de naam Pamela in een stukje nooit weg is.

Het was zondagmiddag. Zondag was altijd de dag dat wij om half 10 in de ochtend en ergens in de middag naar de kerk wandelden. Naar de Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt. Je snapt instant waar ik mijn humor vandaag hebt, nietwaar? Goed.

Mijn moeder’s arm in die van mijn vader gestoken, ik en een handvol broers en zussen erachter aan. Met lange tanden en een kriebeltrui. Die kriebeltrui was een tijd verplicht. Niet om te treiteren uiteraard, maar godverdomme, waar dan wel om, waarom een trui die helemaal kut zat?  Dominee De Jager (de vader van DJ Wietze de Jager) dominee Mul, die altijd alle jezus godvergeten lang preekte en dat ik dan als kind altijd in mijn hoofd ‘Amen’ zei. Amen. Amen. Ja, stop maar. Amen. Het tellen van de stenen op de muur, hoeveel lagen stenen waren dat? Ik herinner me dat ik verkering had met Marlies en dat ze naast me zat en dat we met onze handen stiekem aan het vrijen waren en bij punt 2 en het derde pepermuntje had ik een stijve. Misschien een onverwachte tip: alleen met de handen kun je het best geil hebben! Voor je volgende begrafenis, leuk.

Maar los daarvan was de zondag een kutdag. Een saaie, stille dag waar je rustig moest zijn. Lief. Braaf. Aangepast. En je moest diep dankbaar zijn dat je naar de kerk mocht. En buiten spelen mocht niet, dertig graden en we bleven in de achtertuin. Dat is later wel versoepeld, het regime werd losser.

Op mijn 19e ging ik studeren, Creatieve Therapie en min of meer voor ’t eerst ontmoette ik echt niet-gelovigen. Voor ’t eerst raakte ik echt in gesprek met heidenen! En ik ontdekte hun vaak veel chillere kijk op de wereld waar je niet meteen een oordeel plakt op iedereen en alles, waar niet iedereen ‘slecht’ is, waar ruimte was om wat te gaan leven, met alles wat er misgaat. Ruimte om te leven, die wilde ik wel pakken.

En toen kwam die zonnige middag in 1997. Het was zo’n beetje tijd om naar de kerk te wandelen, een korte wandeling van zes minuten. Einde van de straat. Er kwam beweging in ’t gezin, mijn vader en moeder stommelden door ’t huis, mijn moeder stond voor de spiegel haar haar opnieuw te doen, mijn broers en zussen deden schoenen aan, zochten hun bijbel, maakten ruzie met elkaar. En ik zat in de tuin. En ik bleef zitten. Gespannen. Met kloppend hart. Ik wist niet hoe dit zou gaan, ik had geen idee, maar het kwam niet onverwacht dat mijn vadeer zei: ‘Kom Johan, we gaan naar de kerk.’

Ik draaide me half om.

‘Ik ga niet mee.’ Daar. Ik zei het. ‘Ik ga niet mee.’

Bleef het stil daarna? Begon mijn vader te schreeuwen? Brak de pleuris uit bij mijn toch al zenuwachtige moeder, altijd bang voor wat anderen van haar vinden?

Ik weet alleen nog dit, mijn vader zei: ‘Oh, wat is dit nou? Waarom niet?’ Hij hield zijn verbijstering in, dat moet haast wel. In de toon zat iets van ‘wat maak je mij nou?’ Ze moeten verbijsterd zijn geweest, weg gevaagd door dit verschrikkelijke nieuws. ‘Ik ga niet mee.’ Hun zoon ging niet mee. Het was nooit echt optioneel geweest. Het was nooit een kwestie geweest van ‘Nee, doe maar geen mayo deze keer.’ Of ‘nee, ik ga niet mee verstoppertje spelen, ik ga sjoelen.’

‘Ik wil niet mee.’ Zoiets zei ik. Ik denk dat mijn vader iets probeerde als: ‘Er komt een heel fijne dominee. Het is fijn om in het huis van de Here te zijn.’ Ik weet dat niet meer zeker, maar zoiets moet het zijn.

Ik moest het doen die middag. Ik wilde niet meer, ik geloofde niet meer, ik geloofde niet in de wereld waarin er altijd direct een oordeel klaar ligt en Jezus Christus die voor je zonden is gestorven. Ik vond die theorie gewoon behoorlijk matig. Eigenlijk gewoon diep insane. Ik was 21 jaar en ik moest dit doen, tuurlijk moest ik dit doen.

Mijn ouders verdriet doen, dat was de consequentie, het kon niet anders. Want mijn vader zou dat altijd ontkennen en ik wist toen dat hij het zou ontkennen zo lang hij zou leven en die verwachting klopt wel: hij ontkent nog steeds. Maar natuurlijk was hij intens verdrietig. Misschien vond hij z’n eigen opvoeding wel mislukt. Schuld, schaamte, alles moet er door hem heen zijn gegaan.

Er werd niet meer over gesproken. Ik had thee gezet, zeven koppen thee had ik gezet, voor iedereen, maar er werd niets gezegd.

Later zou ik in trainingen voor leidinggevenden en professionals de mensen leren om wel alles te zeggen. Om hardop hun gedachten uit te spreken. Ik drukte het iedereen op z’n hart. Spreek jezelf uit, deel je gevoelens, ga het moeilijke gesprek wel aan.

En experimenteer met handje vrijen. Geil.

 

No comment yet, add your voice below!


Add a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Comment *
Name *
Email *
Website


Geen zorgen; ik vind spam ook niet zo fijn. Jouw gegevens deel ik niet. Mag ook niet. Zo. Duidelijk.

Veel gelezen blogs:

Hier tekst.